Text version (no formatting)
Afb. 6 G. difforme. Kleinpoort. 28 sept. 2002
over de mesems. Volgens hen omvat het geslacht 58 soorten.
Hartmann & Gölling publiceren in 1993 ‘A monograph of the genus Glottiphyllum’, een uitgebreide wetenschappelijke publica- tie, waarin niet alleen taxonomische zaken aan de orde komen, maar ook morfolo- gie, anatomie, phytogeografie, ecologie
en evolutie. In dit artikel wordt het aantal soorten drastisch gereduceerd. Slechts 16 soorten worden door hen erkend. Smith et al. (1998) erkennen 17 soorten.
Tussen 2001 en 2003 verschijnt het ‘Illustrated Handbook of Succulent Plants’ in 6 delen. Twee delen zijn gewijd aan
de mesems, die nu officieel tot de familie Aizoaceae gerekend worden. Hartmann schrijft hierin het hoofdstuk over het geslacht Glottiphyllum. Zij presenteert een determinatiesleutel op de soorten, waarvan zij er (nog steeds) 16 erkent.
Naamgeving
De naam Glottiphyllum is afgeleid van het Griekse glottis (=tong) en phyllon (=blad). Glottiphyllum betekent dus ‘Tong- blad’.
Het geslacht Glottiphyllum is in 1921 beschreven door Dr. N. Edward Brown, zoals we hierboven al gezien hebben. De typesoort is Glottiphyllum linguiforme (L.) N.E.Brown. Linguiforme betekent ‘tong- vormig’. Deze plant heet dus eigenlijk het ‘tongvormige tongblad’. Zo’n stijlfiguur heet een pleonasme, heb ik mij op de mid- delbare school laten vertellen.
G. linguiforme heet in het Afrikaans tong- blaarvijgie; skilpadkos (schildpadvoedsel) is een triviale naam voor soorten als G. depressum, G. fergusoniae, G. surrectum en G. longum. Volstruiskos (struisvogelvoer) is de volksnaam voor G. muirii; Padloperkos voor G. suave; Grootblom-skilpadkos voor
©Succulenta jaargang 84 (2) 2005
93
over de mesems. Volgens hen omvat het geslacht 58 soorten.
Hartmann & Gölling publiceren in 1993 ‘A monograph of the genus Glottiphyllum’, een uitgebreide wetenschappelijke publica- tie, waarin niet alleen taxonomische zaken aan de orde komen, maar ook morfolo- gie, anatomie, phytogeografie, ecologie
en evolutie. In dit artikel wordt het aantal soorten drastisch gereduceerd. Slechts 16 soorten worden door hen erkend. Smith et al. (1998) erkennen 17 soorten.
Tussen 2001 en 2003 verschijnt het ‘Illustrated Handbook of Succulent Plants’ in 6 delen. Twee delen zijn gewijd aan
de mesems, die nu officieel tot de familie Aizoaceae gerekend worden. Hartmann schrijft hierin het hoofdstuk over het geslacht Glottiphyllum. Zij presenteert een determinatiesleutel op de soorten, waarvan zij er (nog steeds) 16 erkent.
Naamgeving
De naam Glottiphyllum is afgeleid van het Griekse glottis (=tong) en phyllon (=blad). Glottiphyllum betekent dus ‘Tong- blad’.
Het geslacht Glottiphyllum is in 1921 beschreven door Dr. N. Edward Brown, zoals we hierboven al gezien hebben. De typesoort is Glottiphyllum linguiforme (L.) N.E.Brown. Linguiforme betekent ‘tong- vormig’. Deze plant heet dus eigenlijk het ‘tongvormige tongblad’. Zo’n stijlfiguur heet een pleonasme, heb ik mij op de mid- delbare school laten vertellen.
G. linguiforme heet in het Afrikaans tong- blaarvijgie; skilpadkos (schildpadvoedsel) is een triviale naam voor soorten als G. depressum, G. fergusoniae, G. surrectum en G. longum. Volstruiskos (struisvogelvoer) is de volksnaam voor G. muirii; Padloperkos voor G. suave; Grootblom-skilpadkos voor
©Succulenta jaargang 84 (2) 2005
93